Deze hebben iets bijzonders, iets wat niet vaak voorkomt. Ik heb ook zo’n verhaal. Mijn verhaal begint op een zonnige maandag begin september, lang geleden, de zomervakantie was net voorbij.
Het jongetje leek door die paar zinnen al zijn zelfvertrouwen te verliezen. Buitenlands, flitste het door mijn hoofd, hij komt vast van ver weg. Bijna alle kinderen uit onze klas waren geen geboren Nederlanders, velen waren vluchtelingen. Juf Louise liep naar de jongen toe en legde een hand op zijn schouder. ‘Dit is Fadi,’ vertelde ze, ‘in Fadi’s land was het niet langer veilig.’ Juf Louise wees hem de tafel naast de mijne aan. ‘Ga daar maar zitten.’
Hoewel Fadi geen Nederlands sprak, begreep hij wel haar bedoeling. Twijfelend liep hij naar me toe en liet zich op de stoel naast mij zakken. Ik schudde hem de hand. ‘David.’ ‘Fadi,’ antwoordde hij met een accent wat ik herkende als Arabisch.
Toen ik later die middag thuis zat, zag ik Fadi door de straten zwerven, met een bal onder zijn arm. Ik trok mijn jas aan en rende naar buiten. Fadi keek verrast op toen hij me herkende. Zijn gezicht straalde. Ik lachte verlegen terwijl Fadi enthousiast naar de bal onder zijn arm wees. Samen liepen we naar het voetbalveldje en begonnen te voetballen.
We voelden ons ook niet geroepen om het elkaar te vragen, de oorlog was een privé verhaal. Een diep gegrond verdriet wat we wilden vergeten, we wilden weer zo veel mogelijk spelen, kind zijn. We hielden van voetbal, die hobby was genoeg om ons beste vrienden te maken. Elke dag gingen we uit school naar ‘ons’ veldje, weer of geen weer.
Voetbal was de sport die ons verbond. En de sport die de zorgen om achtergebleven familie en asielaanvragen deed vergeten.
Hij was afkomstig uit Palestina, ik uit Israël. Hij was een Moslim, ik een Jood. Zijn ouders waren familie verloren door mijn volk, wij door het zijne. Onze vriendschap werd verboden.
Maar dan kom je bij de vraag: Kun je vriendschap verbieden? Nee. Ondanks dat Fadi inmiddels weer in Palestina woont zijn we altijd vrienden gebleven, vrienden voor het leven.
Eenmaal in de maand ontvang ik een brief van mijn vriend. In oerslecht Nederlands geschreven.